Het monster van Frankenstein is een iconische horrorfiguur, met name vanwege de verfilmingen waarin Boris Karloff het monster speelt. Maar het begon allemaal met het boek Frankenstein, dat in 1818 door Mary Shelley werd geschreven. Ik las het verhaal nu eindelijk, in de vertelling van Maria Postema. En ik kwam erachter dat het boek erg verschilt van in de films uit de jaren dertig.
Die films zijn letterlijk en figuurlijk meer zwart wit dan het boek. Het viel me op hoeveel grijstinten Shelley gebruikte. Niemand is expliciet goed of slecht. Ook het monster niet, dat niet alleen met een afzichtelijk uiterlijk wordt geschetst, maar dat ook bovenmenselijk snel is. Hij klimt zo tegen een steile rots omhoog.
Mijn beeld van een vooruit schuifelend monster met uitgestrekte armen, klopt dus eigenlijk niet. Ook de schroeven in zijn nek zijn verzonnen door de filmmakers en, nu ik toch bezig ben, in het boek heeft schepper Victor Frankenstein geen gebochelde assistent genaamd Igor. Het monster uit het boek is meer een tragisch dan een eng figuur. Hij wordt gekweld en vindt geen aansluiting bij de maatschappij. Uiteindelijk loopt het voor niemand goed af.
Shelley begon het verhaal te schrijven toen ze achttien was. Tweehonderd jaar later jaagt het niet de stuipen op je lijf, maar zet het nog steeds aan tot denken. Ze snijdt grote vraagstukken aan. En het antwoord de grootste vraag, of het een goed idee is om voor God te spelen, kun je vast wel invullen.
Voor de filmrubriek van deze maand heb ik de drie Frankenstein-films met Boris Karloff gezien.
Ik heb een zwak voor die klassieke Universal Classic Monsters, een serie monsterfilms die in de periode 1931 tot en met 1956 werden gemaakt. Het begon met Frankenstein en Dracula, later kwamen ook The Mummy, The Invisible Man en The Creature of the Black Lagoon.
In Frankenstein (1931) steelt een hulpje van Henry Frankenstein (de personages Victor en zijn vriend Henry uit het boek zijn samengevoegd) het verkeerde brein uit een universiteit. Dit criminele brein is de verklaring voor het ontstaan van een monster. Dat wordt in een enorme molentoren tot leven gewekt. Dat is het spektakelstuk van de film. Het lab van Frankenstein is gigantisch, een dood lichaam wordt naar boven gehesen en de bliksem slaat toe. "Het leeft!", gilt Frankenstein. "Het leeft! Nu weet ik hoe het voelt om God te zijn!" Uiteindelijk zien we het lompe monster ontsnappen en uit onhandigheid een meisje vermoorden. Hoe haar vader later minutenlang met haar lijk door een dorpje loopt, is het engste beeld van de film.
In The Bride of Frankenstein (1935) blijkt het monster niet dood. En krijgt hij wat hij in het boek wel wil maar niet krijgt: een vrouw. Dankzij ene meneer Pretorius, een gekke professor die Frankenstein dwingt nog een monster te scheppen. Deze film is iets beter dan het origineel. De decors zijn bijvoorbeeld geschifter en groter. Pretorius heeft al een paar mensen geschapen die hij bewaart in potjes en die effecten zijn nog steeds verbluffend. De film is bij vlagen zelfs grappig. Het monster leert spreken en dikke sigaren paffen. Het script is daarnaast zelfbewust: "Het leeft!", roept een vrouw als het monster voor het eerst opduikt nadat iedereen denkt dat hij is vermoord.
Je kunt The Son of Frankenstein (1939) zien als het laatste deel van de Frankenstein-trilogie met Karloff als monster. Met een andere regisseur en een ander hoofdpersoon. De zoon van Henry Frankenstein, Wolf, speelt nu de hoofdrol. Dat ging trouwens niet anders. De acteur die Henry speelde, Colin Clive, was een zware alcoholist en stierf op zijn 37ste in 1937. In deze film probeert Wolf Frankenstein de naam van zijn familie te zuiveren door aan te tonen dat het monster zo slecht niet is. Dat gaat natuurlijk mis. En dat kom door zijn hulp Ygor, die hier voor het eerst ten tonele verschijnt. Hij wordt gespeeld door acteur Bela Lugosi, die een paar jaar eerder een innemende Dracula speelde. The Son of Frankenstein duurt wat te lang en is niet zo imposant als de eerdere delen, al is de finale redelijk spectaculair.
Wired maakte twee jaar geleden een video met James Hall, een meester in de kunst van pompoensnijden. Het zal iedereen lukken een griezelig gezicht uit te snijden, maar deze man tilt het naar een hoger niveau. Hall loodst je langs dertien niveau's van pompoensnijden en ik heb daar bijna 24 minuten geboeid naar zitten kijken. Van schaduwen naar 3D-sculpturen. Bizar.
(Ik heb er ook een uitgesneden, mijn eerste ooit, je vindt 'm helemaal onderaan.)
Ik kijk altijd naar de video's van Old Time Hawkey op Instagram en TikTok. 'Hello buddy", zo begint hij. "Can't sleep, eh?" Op kalme toon helpt hij je indutten, terwijl hij in een knusse camper in het bos iets te eten bereidt. Nu maakt hij op YouTube langere video's. Dit keer een Halloweenspecial met dansende skeletten op VHS en gevulde paprika's.
Dus je hebt besloten om Radiohead te gaan luisteren in je dertiger jaren? Congratulations—the metamorphosis you didn’t know you needed has just begun.
Neal Agarwal, van The Password Game heeft weer een geweldig nieuw project. Het is een museum vol met nostalgie naar het vroege internet. Je vindt er de eerste e-mail, Line Rider, de website van Space Jam en de eerste mp3. Veel pagina's zijn interactief. Internet Artifacts, genieten.
Ik ben fan van het programma Met Frans Bromet op hondencursus. Hierin volgt de 79-jarige documentairemaker (bekend van het fragment uit 1998 waarin mensen zeggen niet op mobiele telefoons zitten te wachten) verschillende hondenbezitters. Dat levert hilarische en aandoenlijke beelden op. Met typisch droog-ironisch commentaar van Bromet. Op NPO.
Het meest bizarre verhaal wat je deze week gaat lezen. Op NRC: In de virtuele wereld van Habbo Hotel ontmoet Anja een nieuwe vriendin. Ze breekt met haar familie en verdwijnt. Waanzinnig verhaal, bindende leestip.
Tot slot: could there be sadder news?
Je las mijn weblog van 23 tot en met 29 oktober. Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief om deze blog elke zondag vanzelf in je mailbox te ontvangen.