top of page

Bijgewerkt op: 6 jun.


Een van de wapens in mijn strijd tegen socialemediaverslaving en doomscrollen is de Boox Palma. Het is een Android-toestel met een zwartwit e-ink-scherm van 6,1 inch. Een telefoon zonder simkaart. In principe biedt hij via wifi toegang tot elke vorm van verleiding. Hij draait TikTok, Instagram en zelfs YouTube (ja, video’s op e-ink!), maar: waarom zou je die apps er überhaupt op installeren?


Hoe goed het scherm ook is, het blijft e-ink. Zonder kleur. Daar gaan dus al veel informatie en prikkels verloren. Het display reageert trager op je vingers dan je aandachtsmachine van hetzelfde formaat, dus wees voorbereid op weerstand als je urenlang wil scrollen.


De Boox Palma is een telefoon die je niet als telefoon gebruikt. En dat is heerlijk. Hij is compacter dan een e-reader, maar niet zo klein dat het vervelend is om er een boek op te lezen. Ik las de afgelopen maanden zelfs (veel) meer dan daarvoor. Bij de koffieautomaat, tijdens het wachten op de trein, in de trein, op het toilet, in de rij voor de Mario Kart-attractie in Super Nintendo World. Hij past in je zak, het is ideaal. Ik heb hem altijd bij me. Het formaat helpt je doorlezen. Je vliegt zo snel door een pagina heen, dat je de volgende ook leest. En de volgende. En de volgende.


Het is voor mij de ultieme leesmachine zonder afleiding. Ook fijn: je bent niet gebonden aan een ecosysteem of bepaalde app, want elke boekenapp op Android kun je installeren. Kindle, Kobo, noem het maar. Bladzijdes sla je om met de volumeknoppen (briljant) en het scherm is rustig voor je ogen, zodat je niet alleen comfortabel leest in bed, maar zodat je daarna ook nog kan slapen.


Ik ratel. Ratel ik? Ik ben enthousiast. Op mijn lijstje met plus- en minpunten staan nauwelijks minnen. Ja, dat pagina's omslaan niet in elke app met de fysieke knoppen kan. En dat hij draait op een oude versie van Android, waardoor ik zou afraden erop te internetbankieren. Oh, en hij is niet goedkoop (299 euro). Verder: topding.


Als je het niet van mij aanneemt, dan toch zeker van de onvolprezen Craig Mod. Wat doe jij er allemaal mee, vroeg ik hem. Antwoord: "Reading reading reading and buying books to read and copying urls of long form articles to read".



 

In de Disney-documentaire Jim Henson Idea Man gaat het natuurlijk even over het begin en succes van Sesamstraat. Wie heeft er niet mee leren tellen en het alfabet mee leren kennen? Wie is er niet groot mee geworden?


TV bestond al een tijdje en destijds waren er kinderen die er tot wel vijftig uur per week naar keken. Dan konden ze er net zo goed iets van opsteken, bedacht Henson. En ook nog eens op een experimentele manier. Op die manier bewees hij dat creativiteit, kunst en metaforen ingezet kunnen worden als kracht van het goede, zeft zijn zoon Brian in de film.


Inmiddels kijken kinderen vijftig uur per week naar filmpjes op TikTok. Jim Henson is helaas al ver voor de opkomst van sociale media gestorven, maar ik ben toch benieuwd: zouden zijn Muppets het ook van Big Tech hebben kunnen winnen?


Er bestaat in elk geval geen kind dat haar liefde voor een app zal uitspreken, zoals een meisje dat in een beroemd fragment tegen Kermit doet. Nadat ze lachend een ABC-lesje ontregelt, zegt ze vanuit de grond van haar hart "I love you", tegen de kikker die net uit beeld wandelt. Hij komt terug om haar hartverwarmende liefdesverklaring te beantwoorden.


(Er is trouwens niets grappiger dan Kermit met een verfrommeld gezicht, alleen daarvoor ben ik Henson al dankbaar.)


 

PS.

The New York Times zet een aantal fotografen bij elkaar en laat hen 25 foto's kiezen die samen de moderne wereld (sinds 1955) vorm geven. Het zijn allemaal parels, voorzien van context en uitleg van de panelleden. Met onder meer een prent waarop je ziet hoe de oudoom van Emmett Till de moordenaars van zijn neefje aanwijst, een portret van Che Guevara en een prachtige plaat uit de beroemde fotoserie van Sebastião Salgado over de grootste openluchtgoudmijn ter wereld. Zeker even kijken.


 

Bobby Fingers komt niet vaak met een nieuwe video, maar als er dan een verschijnt kun je maar beter alles uit je handen laten vallen om te kijken wat voor waanzinnigs hij nu weer heeft gemaakt. De kunstenaar bouwde dit keer een diorama over die keer in 1999 dat een gans in het gezicht van model Fabio Lanzoni vloog, terwijl hij in een achtbaan zat. De video gaat al snel over veel meer dan dat. Wederom hilarisch en respect voor deze man die veel verder gaat voor zijn video's dan nodig is.



 

Ik ben fan van Jenny Nicholson sinds haar video over een Canadese kerk die elk jaar het paasverhaal vertelt in musicalvorm en aan de hand van een bekende film. The Church Play Cinematic Universe. Ook Nicholson brengt niet vaak iets nieuws uit, maar na een jaar is ze terug met een vier uur (!) durende video over een megaflop: het Star Wars-hotel in Walt Disney World dat in 2022 werd geopend en na anderhalf jaar ter ziele ging. Dit is precies waarom ik van YouTube hou (ik bedoel: van alle platforms ben ik het meest verslaafd aan YouTube).



 

In mijn inhaalronde na de vakantie stuit ik op slecht nieuws. Op de dag dat Bob Dylan 83 jaar werd, kondigde Tom Willems aan te stoppen met zijn blog de Bob Dylan aantekeningen. Die website en voorganger Bob Dylan in (het) Nederland(s) zaten jarenlang in mijn vaste rondje websitebezoeken. De voornaamste reden is volgens hem dat hij niet meer in staat is om kwaliteit te leveren. Daar was de afgelopen tijd weinig van te merken, maar als hij dat zo voelt, is dit na 16 jaar bloggen over Bob een dapper besluit. Ik ga de berichten missen!


 

De makers van de beste fotocamera-app op iOS (Halide) hebben een app voor video uitgebracht. Kino heet-ie. Je filmt ermee in verschillende beeldformaten en kan direct kleurcorrectie toepassen om een video een professioneel effect te geven. Weer simpel in gebruik en qua ontwerp weer om je vingers bij af te likken.


 

Amazon kondigt een serie aan die gebaseerd is op de Yakuza-games van SEGA. In oktober verschijnt Like A Dragon: Yakuza met zes afleveringen op Prime Video. Het verhaal draait om een van de hoofdpersonen uit de gamereeks, Kazuma Kiryu, en speelt zich af in 1995 en 2005.


Ik ben bij thuiskomst uit Japan (mijn driedelige verslag is hier gebundeld) begonnen aan Yakuza 0, zodat ik nog even kan nagenieten van de reis. De game speelt zich af in alternatieve versies van Osaka en Tokio en het is smullen geblazen. Naast een meeslepend melodramatisch verhaal kent het spel ook talloze bizarre zijverhaaltjes, waarvan ik hoop dat die de serie ook halen.


 

Nadat ik de tentoonstelling over Osamu Tezuka’s Black Jack zag, besloot ik om thuis eens op te zoeken hoe ik aan de mangaserie kon komen. Dat is nog knap ingewikkeld, zo blijkt. Ondertussen werd ik via Waxy.org op deze korte film van Tezuka gewezen, over een jongen die door de straten wandelt en begint te springen tot hij over steden en oceanen springt. Uiteindelijk treft hij een land in oorlog. (Dit is de making of.)



 

Je las mijn weblog van 3 tot en met 9 juni 2024. Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief om deze blog elke zondag vanzelf in je mailbox te ontvangen.

Dit is een verslag van de reis naar Japan die ik in mei 2024 samen met mijn vriendin maakte. Ik heb ze, verspreid over drie weken, eerst gedeeld via mijn gratis nieuwsbrief. Hieronder heb ik ze gebundeld in één bericht. Ook alle foto's zijn van mij.

 
 

Het regent in Tokio. Zeg maar gerust dat het hoost. De blaasjes staan op de plassen. Wazig van de reis komen we aan bij het hotel, we zijn dan al talloze keren geholpen door toeschietelijke Japanners die ons met Google Maps zien hannesen. Nog geen dag in Tokio en we komen al bedankjes tekort.

Ik mag dan al 134 dagen op rij Japans leren met Duolingo, in de praktijk komen mijn antwoorden neer op eindeloos veel konnichiwa’s, arigato goizamasu’s en begripvolle ok’s en ahh’s.


De leukste interacties vind ik als we allebei ons best doen, de Japanner en ik. De Japanner zegt iets in het Engels, ik bedank met een arigato en krijg vervolgens weer een thank you terug. Zo voeren we allebei een goedbedoeld toneelstukje op, als een handreiking naar elkaar toe.


 
 

Je beseft pas hoe groot Tokio is als je op het dak van wolkenkrabber Shibuya Sky staat en je in elke richting zo ver als het oog reikt alleen maar stad ziet.


Eerder werden we door een Japanner al op de berg Fuji gewezen, als een puntje in de verte. Je ziet eerst de stad tot aan de horizon, dan een streep blauw, en daarboven zweeft een klein stukje van de besneeuwde bergtop. Het is inmiddels zonnig, je kunt kilometers ver kijken. “Dit is de eerste keer dat we haar zien!”, roep ik enthousiast. De Japanner glimlacht en wenst ons een topdag. Dat is al gelukt.


In Shibuya kijk je je ogen uit, overal borden, schermen en geluid. Gek genoeg is het ook gemoedelijk. Mede dankzij het grote Yoyogi Park, waar vlak daarbuiten een van de openbare toiletten uit de film Perfect Days te vinden is. Het toilet is van glas waar je dwars doorheen kijkt, tot je de deur op slot draait, dan ziet geen mens je meer.


De voormalige filmset is nog geen toeristische trekpleister geworden. Er zijn slechts wat gezinnen die met kinderen in de naastgelegen speeltuin spelen. Het ziet er vast een beetje vreemd uit dat ik er foto’s maak.


 
 

Die avond komen we aan in Shinjuku, waar een kop en een klauw van Godzilla boven de hoge gebouwen uitkomt, alsof het monster zo door de straten stampt. Mensen hebben er amper oog voor. Ze zijn hier vooral bezig met uitgaan en feesten, toeristen worden naar clubs gelokt of krijgen te kampen met straatgoochelaars.


Het valt ons sowieso op dat wijken in Tokio veel van elkaar verschillen. De Las Vegas-achtige sfeer van Shinjuku is niet helemaal de onze. Zoals de rijke winkelstraten van Ginza dat ook niet zijn (al staat daar bij het station een nog gaver Godzilla-beeld).


 
 

De wijk Harajuku is dan weer wat alternatiever, met meer vintagewinkels. Hier vinden we ook een stukje van thuis, een klein boekwinkeltje ver in een woonwijk verstopt op een eerste etage, met de naam Utrecht / NOW IDEA.


De eigenaar lacht als ik hem vraag of er veel toeristen uit Utrecht komen. Hij wijst achter hem, waar op een plank allerlei souvenirs uit Nederland staan. Een kaars in de vorm van de Utrechtse Dom, een kalender met foto’s uit Utrecht en nog veel meer.


Ik geef hem twee boekenleggers van De Utrechtse Boekenbar. Qua uitstraling hebben de winkels namelijk wel wat gemeen en door een van de Boekenbar-verkopers werd ik op deze winkel in Tokio gewezen. Sindsdien volg ik hen op Instagram en nu moest ik dus even langs.


 
 

Na drie dagen Tokio vertrekken we op de vierde dag naar Kawaguchiko. Lange tijd gunt het spoornet van Japan je nauwelijks een blik op de natuur, je flitst van tunnel naar tunnel, dwars door de bergen. Na een overstap op de boemel word je alsnog beloond. De hemel is helder en de berg Fuji doemt op, steeds groter en dichterbij.


Wat een imposante verschijning, zo perfect van vorm, gigantisch en overweldigend dat het bijna zielig wordt voor de omliggende bergen. In elk land zouden ze op oeh’s en ah’s kunnen rekenen, hier gaat alle aandacht uit naar Fuji.


De berg is zo imposant dat ik het nauwelijks kan bevatten. Dat gevoel bekruipt me vaker in Japan. Het land lijkt soms niet echt te bestaan. Niet alleen door de codetaal die ik hier met de Japanners spreek. In de steden zijn de kleuren fel als speelgoed en de noodlebar waar we eten in Kamaguchiko lijkt een filmset.


 
 

In Kawaguchiko wandelen we rond een groot deel van het Kawaguchimeer. Er blijken weinig toeristen zo gek om 16 kilometer te lopen in de brandende zon. Het wordt snel warm in Japan. De bijnaam ‘land van de rijzende zon’ komt niet uit de lucht vallen. Of de zon staat hoog aan de hemel, of hij is onder. Je merkt nauwelijks dat het gebeurt. Ineens is het donker.


Het eerste deel van onze tocht komen we wandelaars tegen en halen fietsers ons in. We worden onderweg getrakteerd op prachtige vergezichten met Fuji als het constant stralende middelpunt.

In Oishi Park, ongeveer op de helft, wemelt het van de toeristen. Hier maak je de mooiste foto’s van bloemenvelden op de voorgrond en de berg op de achtergrond.


In de souvenirwinkel hangt naast slecht gefotoshopte foto’s een waarschuwing die me sindsdien achtervolgt. Een bewerkte foto van Fuji zonder sneeuw op de top. Met de vraag of we lief willen zijn voor het klimaat en de natuur. Anders, vul ik zelf in, verandert een Japans icoon in een doorsnee berg met toevallig een mooi figuur.


Een ramp! Fuji zonder sneeuw! Nu woon ik niet in Japan, ik heb in een paar dagen tijd toch een totale obsessie ontwikkeld voor de berg en ik ben bekeerd tot het Fuji-dom. Dit gaat mij dus enorm aan het hart. ‘s Avonds douche ik iets korter dan normaal.


 

De tweede helft van de wandeltocht rondom het Kawaguchimeer verdwijnt het uitzicht op Fuji achter andere (minder boeiende) bergen. Uit de kluiten gewassen heuvels zijn het. En de wandelpaden worden ook schaarser, de auto’s scheren langs ons.


Aan het einde van de wandeling voelen we onze voeten, die in Nederland alleen tijdens festivals zoveel beweging krijgen, zijn mijn armen en nek verbrand, eten we een bord goddelijke tempura en drinken we een ijskoud glas Asahi-bier. In het hotel slapen we diep en vast.


Een dag later vertrekken we naar Matsumoto.


 

 

In Japan is elke wijk en stad anders, maar één ding is overal hetzelfde: het koekoeksgeluid dat aangeeft wanneer voetgangers kunnen oversteken. Koe-koek. Koe-koek. Ik droom er nog net niet over, zo veel hoor je het.


Alles krijgt hier een uniek geluid of lied. De stations, de supermarkten. De liedjes zijn vaak catchy, zoals die van supermarkt FamilyMart en alleswinkel Don Quijote.


In Matsumoto galmen de luidsprekers bij verkeerslichten pas echt over de straten. Je kunt niet naar buiten zonder het gekoekoek en getjilp te horen.


 

We zijn maar kort in deze stad, een tussenstop onderweg naar Kyoto. Hier bezoeken we het Matsumoto City Museum of Art, waar kunstinstallaties staan van de flamboyante kunstenaar Yayoi Kusama. Zij werd 95 jaar geleden in deze stad geboren. Een van haar bekendste werken is de enorme gele pompoen met zwarte stippen.


Tot mijn verrassing is er in het museum toevallig een expositie over Black Jack, een mangaserie van Astro Boy-bedenker Osamu Tezuka. Er hangen kamers vol met origineel inktwerk van de tekenaar. Ik zie zijn waanzinnig strakke lijnwerk, zeer subtiele arceringen en de plekken waar Tezuka foutjes heeft weggehaald met Tipp-Ex. Ik kijk mijn ogen uit.


Ook een museumbezoek in Japan geldt als een uiterst geduldige en respectvolle exercitie. Iedereen sluit keurig achter elkaar aan in een lange rij en als je je laat meevoeren kun je alle werken een voor een rustig bekijken. Voordringen bestaat hier niet. En er zijn nergens telefoonschermpjes, want je wordt vriendelijk doch streng verzocht geen foto’s te maken. Alleen voor de pompoen wordt een uitzondering gemaakt. Er volgt zelfs een aanmoediging van de toezichthouder. “Here take picture!”



 

Matsumoto is vooral bekend vanwege het imposante Kasteel Matsumoto. Gebouwd rond 1500 en uniek vanwege zijn zwarte buitenmuren, waaraan het de bijnaam Kraaienkasteel dankt. Het is een van de oudste complete kastelen van het land die nu elke dag wordt overladen door toeristen. Ik benadruk: overladen.


Ook wij stappen - schoenen uit - naar binnen en worden met honderden andere mensen langs steile en smalle trappen van beneden naar boven en weer terug geloodst.


Een aantal vitrines toont oude geweren en er staan enkele samuraïpantsers, maar er is al met al weinig te zien. Een glimp van hoe het kasteelleven uit de late middeleeuwen is geweest krijgen we nauwelijks. Je sjokt wat achter elkaar aan en opzichters houden bezoekers strak in de rij. Je vraagt je af: zijn we hier nou net binnen gestapt om in een wachtrij naar buiten aan te sluiten?


 
 

We nemen twee treinen en zijn dan in Kyoto. De eerste trein doet er twee uur over en de tweede een halfuur, terwijl de ritten qua afstand niet eens zo veel schelen. Het betekent vooral dat de Shinkansen gruwelijk hard gaat (300 km per uur). De treinen op het hogesnelheidsnet worden niet voor niets kogeltreinen (of bullet trains) genoemd. Je voelt de snelheid aan je oren, je schiet door het landschap.


In Kyoto valt direct op hoe groen de stad is. Overal staan bomen. Ze groeien zelfs door gebouwen heen. Of de gebouwen zijn er omheen gebouwd, dat is misschien logischer en daarom mogelijk niet waar. Ze worden in elk geval niet gekapt omdat zonodig iemand 50 centimeter nodig heeft om een muurtje te bouwen. Uit elke spleet groeit een prachtige boom, zonder dat het de stad overwoekert.


Al dat groen geeft de stad karakter. Niet dat het daaraan tekort komt. Omdat Kyoto in de Tweede Wereldoorlog niet is gebombardeerd, hebben veel gebouwen hun klassieke stijl behouden. Puntdaken, laagbouw, veel hout.


 
 

Traditie wordt hier volledig uitgemolken en vercommercialiseerd. We wandelen van tempel naar tempel, de een nog mooier dan de andere. Het barst er van de mensen in kimono’s. De meeste zijn toeristen. Er zijn wel echte geisha’s in de stad, entertainers met spookachtig witte gezichten, maar je ziet ze nauwelijks in het openbaar. En zie je ze toch, dan lijken ze haast te hebben. Liever ook geen foto’s.


Het is een groot contrast met de toeristen in gehuurde kimono’s die hele fotoshoots organiseren voor tempels en pagode’s. Het ziet er tegelijk ongemakkelijk uit, alsof toeristen in Amsterdam allemaal op klompen en in Zaans kostuum zouden lopen.


De Fushima Inari Taisha is een van Kyoto’s bekendste tempels, vanwege de ruim tienduizend oranje poorten die langs de paden naar de top staan. In het begin van de route is het wurmen door groepen mensen die in de drukte selfies maken, tien minuten verder is het al een stuk rustiger. Niet iedereen heeft zin om eindeloos trappen op en af te klimmen. Gelukkig voor ons.


De poorten zijn gesponsord en nieuw en oud staat door elkaar. In Japanse karakters staat het jaartal van plaatsing en een boodschap. Al deze poorten (torii) bij elkaar in dat groene bos, omgeven door met mos bedekte stenen beelden, leveren iets op wat je nooit eerder hebt gezien en nergens anders zult zien. Het zonlicht dat zijn weg naar beneden vindt, door de bladeren in de bomen en door de poorten, geeft de route een gouden gloed.


 

We lopen elke dag veel, nemen nauwelijks een rustdag. Je blaast in Japan niet even uit op een terras, want terrasjes bestaan niet. Net zoals natafelen niet bestaat. Je eet, je betaalt en bent weer weg.


Vaak krijgen we een plaats aan de bar, direct aan de keuken. Links en rechts naast ons zitten ook mensen. Toch zit je verrassend privé te eten. De koks doen hun werk (en subliem, het eten is hemels), er zijn geen obers die steeds vragen of alles naar wens is. Een voordeel van de antifooicultuur; je wordt met rust gelaten. Pas als je naar huis gaat, bedankt de hele zaak voor je komst. Soms zwaait een gastheer of -vrouw je nog even uit.


 
 

Op de laatste dag in Kyoto nemen we de tram naar Arashiyama om het bamboebos te zien. Ons cashgeld ligt nog in het hotel en daar komen we achter na een uur lopen, bij een shrine waar je entreegeld moet betalen. Alleen contant.


Hier zijn geen ATM’s in de buurt, maar een vrouw met een klein koffietentje iets terug op de route helpt ons uit de brand. We pinnen 1.000 yen en nemen er twee biertjes bij. Die smaken heerlijk in de warmte en we tikken ze zo snel weg dat we enigszins aangeschoten onze weg vervolgen.


Bij de Otagi Nehbutsa-tempel staan 1.200 stenen beeldjes die de discipelen van Boeddha uitbeelden. De shrine is in 766 gebouwd maar kreeg door de jaren heen een paar natuurrampen te verwerken, waardoor hij in de tweede helft van de vorige eeuw opnieuw gebouwd moest worden.

Monnik Kocho Nishimura kreeg daarover in de jaren vijftig de leiding en de herstelwerken duurden vanaf 1981 nog een decennium tot het huidige eindresultaat. De beeldjes werden in die jaren door amateurbeeldhouwers gemaakt, die Nishimura (naast monnik ook kunstenaar) bezochten om het vak te leren.


Het is een bijzonder gezicht, zoveel beeldjes in de heuvels. Allemaal zeer expressief. Sommigen bidden, anderen schaterlachen. Een eindje weg van de drukte was dit een van mijn favoriete shrines in Kyoto.


 
 

Dat bamboebos waarvoor we naar Arashiyama kwamen valt tegen. Het is bijzonder om het bamboe tot in de hemel te zien reiken, maar uiteindelijk is het gebied vooral klein en druk.


Zo eindigt ons verblijf in Kyoto, dat een prachtige en eigenzinnige stad is - met een mooie selectie aan lokaal speciaalbier. Onze bezoeken aan toeristische attracties zorgen voor een onverzadigd gevoel. Hebben we wel genoeg van de échte stad gezien? Tegelijkertijd weet ik: de honger naar meer is altijd onstilbaar in Japan.


Een dag later vertrekken we naar Osaka. Even geen tempels meer, hoewel: Super Nintendo World staat op het programma.


 

 

Op een halfuur reizen van Kyoto ligt Osaka. We laten de kimono’s en oude gebouwen achter en komen terecht in de wijk Dotonbori, tussen de levensgrote billboards, knipperende neonlichten, rijen met pachinkohallen en heel veel streetfood.


Er is een enorme Don Quijote, de alleswinkel waar toeristen uren doorbrengen om souvenirs met zogenaamde korting te kopen. Als TikTok een fysieke plek zou zijn, kom je uit bij deze winkel. Na elke hoek een nieuw dopamineshot, want wat voor rare artikelen liggen hier nou weer?


Princess Mononoke!”, roept iemand achter ons. We slaan er eerst geen acht op, maar dan horen we het nog eens. Ik draai me om en een Japanse man wijst naar mijn tas. Daarop draag ik een speldje van het animépersonage No-Face. Die komt niet uit Princess Mononoke, vertel ik hem, maar uit een andere film van Studio Ghibli: Spirited Away.


De man vraagt waar we vandaan komen en dreunt vervolgens een hele waslijst aan bekende Nederlanders op. “Prime minister Roette!” Ik steek mijn duim op en heb geen zin om hem de huidige politieke situatie in Nederland uit te leggen. Ook omdat ik dat zelf een beetje kwijt ben.


“Johan Cruijff!”, roept hij, terwijl we allebei steeds verder van elkaar af bewegen. Hij maakt er een trapbeweging bij. “Very good”, zeg ik nog net voordat ik de afslag neem naar een ander gangpad met een nieuwe lading prullaria.


 
 

De wekker gaat de volgende dag voor vakantiebegrippen onmenselijk vroeg. Maar met een goede reden, want vandaag bezoeken we het Universal Studios-park in Osaka. Daar vind je, vooralsnog als enige plek op aarde, Super Nintendo World. Hoe vaak droomde ik als kind niet dat ik door de tv of het scherm van mijn Game Boy kon stappen om de wereld van Super Mario zelf te ontdekken? Hier komt die jeugddroom uit.


We stappen door het kasteel van Princess Peach en zien vervolgens de bekende gameserie tot leven komen. Gigantische groene buizen, bewegende Koopa’s, Goomba’s en levensgrote Piranha Plants. Er hangen vraagtekenblokken aan de muren waar je tegenaan kan slaan. We horen de geluiden van powerups en verzamelde muntjes. Pling! Pling! Verderop zien we Yoshi’s Island en Bowsers kasteel. Als je dit niet leuk vindt, ben je zuurder dan het zuurste zuur.


Voordat je de Mario Kart-attractie in stapt, ben je door een wachtrij geloodst die dankzij de aankleding nauwelijks verveelt. Er hangen racepakken van Mario-personages en je bezoekt de bibliotheek van Bowser. De rit zelf maakt gebruik van augmented reality. Je scheurt in een kart over een vaste baan, terwijl op een scherm voor je neus beelden worden geprojecteerd van vijanden. Met een knop op het stuur probeer je er zoveel mogelijk virtuele schilden op af te vuren. Dit komt wel in de buurt van de chaos uit de games.


Het overige deel van het Universal Studios-park is ook de moeite waard. Al was het maar om de originele Jurassic Park-poort te zien, die daar is geplaatst. We drinken nog een boterbiertje in het Harry Potter-gedeelte (die smaakt karamelachtig en heeft inderdaad een erg boterige schuimkraag) en zijn daarna doodop.


 

In Nara komen we een beetje bij tussen de tamme herten. Voor 200 yen koop je een stapel lichte crackers die ze uit je hand eten. Als dank daarvoor maken ze (soms) een buiging. We lopen langs busladingen toeristen en komen uit in een donker en koel bos met een shrine.


Ik vind de herten aandoenlijk en de toeristen vervelend. Vaak zie ik mensen de herten een cracker voorhouden maar hem pas geven als ze een goede selfie met het dier hebben gemaakt. Anderen vertikken de koek te geven voordat de herten voor hen buigen. Soms zie ik juist herten buigen bij mensen die vervolgens niet duidelijk kunnen maken dat ze geen eten hebben. Ik kom er niet helemaal aan uit wat ik precies van deze attractie vind.


 
 

De Shinkansen brengt ons vanuit Osaka terug naar Tokio. We deden er twee weken over om van Tokio in Osaka te komen, nu flitsen we in een paar uur weer terug. Deze laatste dagen voelen als een kers op de taart: een ereronde van vier dagen voordat we terugvliegen naar Nederland.


We bezoeken de bekende wijk Akihabara, het walhalla van animé- en gameliefhebbers. In een winkel vol met beeldjes uit bekende animéseries hoor ik een Amerikaanse vader het volgende tegen zijn zoon zeggen, terwijl hij naar Gundam-model wijst: “Kijk, Japanse Transformers!”


De winkel Super Potato is voor mij het hoogtepunt van de wijk. Onder gameliefhebbers is Super Potato legendarisch, omdat er duizenden retrogames te vinden zijn. In goede staat, soms zelfs in de originele verpakking. Het is bijna een mini-museum.


Voor een winkel met een bijna mythische status is hij lastig te vinden. Je komt er alleen via een onopvallend halletje aan de straat en moet vervolgens via krappe trappen of een krakkemikkige lift naar de derde verdieping. Alsof je een appartementencomplex binnenstapt. Maar dan propvol met waanzinnige games uit de NES-, SNES- en Megadrive-tijden. Een overdosis nostalgie. Er zijn zelfs nog oude gameguides! Het kost me veel wilskracht om met lege handen te vertrekken.


 
 

In de rij van een klein en sympathiek ramen-zaakje, Kyushu Jangara, hangt buiten op een bord een A4 met een enorme lap tekst. Dit jaar viert het restaurant zijn 39ste verjaardag. De eigenaar is zijn klanten dankbaar dat hij het al zo lang volhoudt. Na zware coronajaren ziet hij weer klanten uit alle hoeken van de wereld binnenstappen. “Dat is een zeer ontroerend idee als we terugdenken aan de lastige tijden die achter ons liggen.”


De tekst grijpt me aan. Niemand anders lijkt het te lezen, maar het is zo’n mooi open en positief bericht. De eigenaar schrijft hoe hard hij werkt om zijn restaurant draaiend te houden, maar hoe zeer hij gelooft in de kracht van een glimlach. Zolang hij zijn werk lachend kan doen, houdt hij vol.

(De ramen smaken!)


 

We verlaten nog één keer de drukke stad en brengen een middag door aan het strand van Kamakura. Bij het station Kokomae fotograferen tientallen mensen een treinovergang met de Sagamibaai op de achtergrond. Dit kruispunt is het decor uit het intro van de klassieke basketbalanimé Slam Dunk. Geen idee of alle toeristen die hier staan dat weten, het is ook gewoon een mooi plaatje. Zeker als de slagbomen omlaag gaan en de trein voorbij komt. De kleuren van die wagons! Donkergroen met een beige streep langs de ramen. Met de gele slagbomen ervoor en de helderblauwe hemel daar achter. Ik krijg geen genoeg van dit soort Japanse kleurcombinaties, die overal per toeval voltreffers lijken.


Het donkere zand op het strand glinstert in de warme zon. Mannen met grijze manen lopen in wetsuits met hun board onder de arm het water in. Ze zijn niet meer de jongste, maar surfen kunnen ze. Wat een leven. Ze lachen, zwaaien en roepen naar elkaar. We ploegen er met enige jaloezie voorbij.


 
 

De laatste volle dag in Tokio (en Japan) is een bijzondere. In de wijk Mitaka bezoeken we het Ghibli Museum. Aan de buitenkant is het al bijzonder. Het gebouw staat middenin een rustig park waar een oude man zijn tai chi-oefeningen doet, heeft kleurrijke ronde muren en wordt grotendeels overwoekerd door klimops. Bij de entree word je begroet door Totoro in een loket.


Binnen is het nog mooier. Het museum is grotendeels ingericht als woon- en werkruimte. Alsof je op bezoek gaat bij Studio Ghibli-oprichter Hayao Miyazaki. Overal staan meubels, tafels en kasten met daarop papieren, boeken, beelden en potloden. Ik vind een boek met foto’s van planten, bloemen en Europese gebouwen. Een verzameling aan inspiratie. Aan de muren hangen storyboards van films zoals Nausicaä of the Valley of the Wind, Porco Rosso en Spirited Away. Er is een aparte ruimte met origineel werk ingericht uit de meest recente film van Ghibli: The Boy and The Heron.


Het museum heeft een eigen bioscoopzaaltje. Je krijgt daarvoor bij binnenkomst een ticket met unieke diaframes uit een Ghibli-film. Op de mijne staat een boom in goud zonlicht, ik zal er ooit achterkomen uit welke film het precies komt, maar vandaag niet.


In de bioscoopzaal kijken we naar The Day I Bought a Star, een korte film uit 2006 die hier exclusief te zien is. Er zijn geen ondertitels en de gesproken teksten zijn Japans. Ik versta dus geen woord, begrijp het wel ongeveer en kijk mijn ogen uit. Mijn liefde voor Japan is grotendeels te danken aan de films van Ghibli die ik in mijn puberteit ontdekte. Er ging een wereld voor me open toen ik Spirited Away (en al eerder Miyazaki’s Lupin-film The Castle of Cagliostro) zag. Het ontgaat me niet hoe bijzonder het is dat ik, na jaren animéseries, -films kijken, manga lezen en Japanse games spelen eindelijk zelf in dit land ben en op deze plek naar origineel Ghibli-werk zit te kijken. Dit museum is voor mij de kers op de taart van deze reis en een mooie afsluiter.


 
 

Mij is een aantal keer gevraagd of ik een cultuurschok heb ervaren. In elk geval niet in de zin dat je in een compleet andere wereld terecht komt, waar alles vreemd is en niemand elkaar begrijpt. De grootste schok is misschien wel de blik op onze eigen botte en egoïstische cultuur in Nederland, die de komende jaren verder lijkt te verschralen.


Ik weet het, dit waren mijn wittebroodsweken. Een prille liefde, bekeken door een roze bril. Het georganiseerde Japan. Waar niemand door rood loopt, waar auto’s glimmend gepoetst zijn, waar iedereen in een keurige rij wacht om de trein in te stappen. Waar je voor 60 cent een ijskoffie uit de automaat plukt. Waar mensen naar elkaar buigen en waar je in je eentje een uurtje kan gaan zingen in een karaokebar zonder dat iemand daar een mening over heeft.


Zo kan het ook.

Bijgewerkt op: 4 jun.


De eerste Godzilla-film verscheen in 1954, negen jaar na de bombardementen op Hiroshima en Nagasaki. Door kernproeven die na de Tweede Wereldoorlog werden uitgevoerd, kwam Godzilla vanuit de diepe oceanen tot leven. De uitvinding van atoombommen heeft letterlijk een monster geschapen kun je zeggen. Het wonderlijke is dat Godzilla (de Japanse naam Gojira vind ik nog mooier) in de loop der jaren van een Japans trauma tot iconisch nationaal figuur is gemaakt.


Godzilla Minus One verscheen vorig jaar en is waarschijnlijk de beste Godzilla-film tot nu toe. Over hoofdpersoon Koichi, een kamikazepiloot die een smoes bedacht waardoor hij zich niet te pletter hoefde te vliegen. Als hij na de oorlog terugkeert, treft hij puinhopen aan en is niemand blij hem te zien. Zijn 'laffe' daad heeft gezorgd dat er nu veel doden zijn, zo wordt hem gezegd. Hij moet met die last zien te leven en met zichzelf proberen in het reine te komen. Die kans krijgt hij als Godzilla het op Tokio heeft gemunt.


Ik zag Godzilla Minus One in zwartwit, hij is er ook in kleur. Maar deze versie werkt erg goed, al was het maar omdat hij daarmee meer op het origineel uit 1954 lijkt. Er zit zelfs muziek uit die eerste film in. Het hoogtepunt is Godzilla's aanval op Tokio. Nooit zag een verwoesting van het monster er zo imposant uit. Je voelt het gewicht van zijn staart die door de gebouwen beukt en de impact van het logge monster dat door de straten loopt.


De Tweede Wereldoorlog wordt nooit vergeten. Koichi wordt gevraagd wanneer zijn oorlog er eindelijk eens op zit. Want een oorlog kan officieel dan wel afgelopen zijn, wanneer verdwijnt de strijd uit de hoofden van mensen die het hebben meegemaakt?



 

Een mededeling van huishoudelijke aard

Ik ben de komende weken met mijn vriendin in Japan. We reizen van Tokio via het Kawaguchimeer en Matsumoto naar Kyoto en Osaka en vliegen daarna vanuit Tokio weer terug naar Amsterdam. Ik ga mijn best doen om te blijven bloggen, maar ik weet nog niet helemaal in welke vorm. Ja, het wordt een reisverslag met mooie foto's. Dat sowieso.


 

In The Roads to Sata beschrijft Alan Booth (1946-1993) een deel van Japan dat ik waarschijnlijk niet zal zien. In 1977 reisde de Brit, die in Tokio woonde, te voet van het noordelijkste naar het zuidelijkste punt van Japan. Zo'n 3.300 kilometer in 128 dagen. Het leverde dit verslag op, waarin hij met name buitengebieden en gesprekken met Japanners beschrijft. Booth slaapt tijdens zijn tocht in ryokans (lokale herbergen) en wordt daar vaak geweigerd als gaijin (buitenlander). De Japanners hebben meestal geen zin in taalbarrières, al spreekt Booth vloeiend Japans.


De dagen en verslagen van Booth zijn repetitief, maar nooit saai. Dat is al een kunst op zich. Hij schrijft zonder te benoemen. Of zoals iemand op Goodreads het zegt: "Het boek is grappig zonder grappen, triest zonder tragedie en mooi zonder romantiek".


Op een gegeven moment komt Booth aan in Hiroshima. Een man volgt hem door het gebouw en zegt op een gegeven moment onterecht: 'Jouw land heeft dit aangericht'. Je voelt de radeloosheid en het ongemak van een westerling in Hiroshima, nog geen dertig jaar na de bom. Het was een ander soort Japan dan nu. Zelfs als Booth wel door de steden was gewandeld die ik binnenkort bezoek, zou ik niet hetzelfde aantreffen. Buitenlanders zijn geen curiositeit meer, eerder een plaag.


Afgezien van een tijdsdocument en een bijzonder reisverslag schrijft Booth niet alleen met respect voor de Japanse cultuur, maar ook op een typisch Britse manier (met humor).

"Look, it's a Frenchman!", said one little boy to his schoolfriends with an assurance that worried me for several days.

Uiteindelijk zegt Booth niet wijzer te zijn geworden van de reis. Een Japanse man zegt bij het besluiten van het boek dat je het land niet leert kennen door er doorheen te lopen, met mensen te praten of door het te observeren. Het is namelijk onmogelijk om Japan te begrijpen.


 

PS.

Oef, een behoorlijk toondove reclame van Apple. Bij het aankondigen van nieuwe iPads worden muziekinstrumenten samengeperst tot een tablet. Apple wil laten zien hoe handig de iPad is voor kunstenaars, maar de advertentie kun je ook precies andersom interpreteren. Als een dystopisch beeld, een verwoesting van traditionele kunstvormen en het passeren van menselijke creativiteit. Sebastiaan de With (maker van camera-app Halide) schrijft dat vooral de Japanse reacties hem interesseren vanwege hun idee van tsukumogami, het idee dat creatief gereedschap bezield is. "Ze vernietigen is dan echt kwaadaardig."


Apple bood later excuses aan, maar laat de reclame online staan. Hoeveel spijt heeft Apple dan echt? Het trekt aandacht genoeg voor de nieuwe iPad Pro in elk geval!



 

Blur komt met een documentaire over hun reünie voor het album The Ballad of Darren. Mooiste uitspraak uit de trailer komt van Damon Albarn: "Success will mess you up far more than failure". Geruststellend idee is dat. Spinvis heeft een eigen variant: "Verliezen is goed, het geeft je meer dan winnen ooit doet".



 

De originele Let It Be-documentaire van regisseur Michael Lindsay-Hogg, over het schrijven en opnemen van het gelijknamige album van The Beatles, staat op Disney+. Blijft wonderlijk om die superbekende nummers tot stand zien te komen, maar al kijker mis je behoorlijk wat context bij de beelden. Wat dat betreft is de Get Back-documentaire van Peter Jackson, die hij maakte op basis van de overdaad aan beelden die destijds zijn gemaakt, toch echt de ultieme film bij het album.


 

David Lynch heeft blijkbaar nog wel wat ideeën voor een vierde Twin Peaks-seizoen. Dat zegt Lynch-producent Sabrina S. Sutherland tijdens een online Q&A met fans. Meer details noemt ze niet, maar de deur voor een volgend seizoen staat dus op een heel klein kiertje.


 

Dit zie je niet elke dag op veilingsite Catawiki: een echte elektrische stoel. Uit de collectie van Henk Schiffmacher. Dat ding was ooit te zien in een sketch van Jiskefet, waarin Michiel Romeijn onder stroom wordt gezet. De opbrengst gaat naar Artsen zonder Grenzen.



 

Wat in elk geval mee gaat naar Japan is mijn nieuwe favoriete gadget, de Boox Palma. Een e-reader op zakformaat. Hij werkt met Android, dus je kunt ook andere apps installeren. Hij draait zelfs YouTube-video's, op een e-ink-scherm! Na mijn vakantie zal ik 'm uitgebreider bespreken.


 

De hologrammen van ABBA waren te zien tijdens het beladen Eurovisie Songfestival. Ik zag de virtuele Zweden ruim een jaar geleden optreden in Londen en schreef daar dit verslag over.


 

Dit was het noorderlicht boven Utrecht:


 

Je las mijn weblog van 6 tot en met 12 mei 2024. Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief om deze blog elke zondag vanzelf in je mailbox te ontvangen.

bottom of page